De Overijsselse aanpak van laaggeletterdheid hapert. 1 op de 9 inwoners van de provincie leest of schrijft slecht. De aanpak van laaggeletterdheid is “te versnipperd” en “te vrijblijvend”. Dat schrijft de Sociaal-Economische Raad Overijssel, een onafhankelijk adviesorgaan van de provincie.
Onvoldoende aandacht
“Het onderwerp basisvaardigheden is bij de provincie Overijssel ‘verstopt’”, schrijft de Raad in een kritisch rapport. “Hiermee krijgt het onderwerp onvoldoende prioriteit en aandacht. Deze onbekendheid zorgt ervoor dat signalen van laaggeletterdheid niet worden herkend en nauwelijks bespreekbaar worden gemaakt.”
Lezen en schrijven
De provinciale PvdA-fractie wil dat de provincie snel meer aandacht en energie stopt in het bestrijden van laaggeletterdheid. “Alle Overijsselaars moeten kunnen lezen en schrijven,” vindt PvdA-fractievoorzitter Annemieke Wissink. “Het zijn niet voor niets basisvaardigheden. Mensen die niet goed kunnen lezen lopen tegen een heleboel problemen aan. Ze hebben moeite met solliciteren, met het lezen van een bijsluiter. Ze kunnen hun kinderen niet helpen met hun huiswerk.”
“Laaggeletterdheid is een hardnekkig probleem. De drempel om hulp te zoeken is hoog, en het is niet makkelijk om een taalachterstand te verhelpen. Maar er zijn genoeg projecten die goed werk doen in Overijssel, bij bibliotheken, met taalcoaches en taalambassadeurs. Laten we om te beginnen die mensen de middelen en de aandacht te geven die ze nodig hebben om zo snel mogelijk zoveel mogelijk mensen te helpen.”
Naar aanleiding van het SER-rapport stelt de PvdA de volgende schriftelijke vragen aan de provincie:
05-01-2021 Versterk de Overijsselse strijd tegen laaggeletterdheid
Verkiezingsprogramma
Dit is wat het landelijke verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid zegt over laaggeletterdheid:
“Anno 2020 zijn meer dan twee miljoen mensen in ons welvarende land officieel laaggeletterd en een kwart van de vijftienjarigen kan niet voldoende lezen en schrijven. Met een groot offensief tegen laaggeletterdheid zorgen we dat iedereen kan meedoen in een steeds meer digitale informatiesamenleving. Scholen krijgen de middelen om voor een breed aanbod van boeken te zorgen, zodat zij een schoolbibliotheek kunnen inrichten. Ook komen er meer betaalbare en laagdrempelige taallessen voor volwassenen.”