Landschapspijn
Op een prachtige ochtend in de vroege zomer van 2008 fietste ik van ons huis nabij Bentelo richting Hengevelde. Bij de brug over de Bolscherbeek zag ik iets in het struikgewas bewegen. Even later stak een familie patrijzen de weg over, beide ouders en acht jongen. Wat een welkomscadeau! Ik was net in Twente komen wonen.
In die tijd fietste ik veel door het prachtige landschap met de vele houtwallen, majestueuze eiken en leuke doorkijkjes. En bijna altijd zag je dieren: hazen, reeën, diverse vogels. Ik genoot met volle teugen, dit was heel anders dan ik gewend was. Ik ben geboren en getogen in de Brabantse peel, een gebied wat vooral bekend staat om de grote stallen, rechte kavels en kale landbouwvlaktes.
Ik ben in mijn jeugd niet verwend met een mooi landschap en rijke natuur, toch was ik een buitenkind. Van kleins af aan was ik enorm gefascineerd door de planten en dieren om mij heen, een eigenschap die ik van mijn moeder heb gekregen. Mijn liefde voor de natuur is nooit overgegaan en ook ik heb hem doorgegeven. Mijn dochter, nu 5 jaar oud, is besmet met hetzelfde virus. Ik herken het enthousiasme waarmee zij achter de vlinders in onze tuin aanrent.
Drie weken geleden was ik weer onderweg, op de fiets van Diepenheim naar Bentelo. Het was wederom een prachtige dag, maar wel een stille. Hoe goed ik ook keek, ik zag niks bewegen, geen haas, geen ree, geen kievit. Op een trekker na was het doodstil. Overijssel verandert in rap tempo. Ik zie steeds minder leuke doorkijkjes, houtwallen verdwijnen als sneeuw voor de zon en er zijn steeds minder dieren te bekennen. Ik heb al zeker 2 jaar geen patrijs meer gezien. Al fietsend komt het besef keihard bij me binnen: “Ik begin dit uitzicht te herkennen, het lijkt steeds meer op het landschap uit mijn jeugd.”