Er zit weer muziek in het orkest
Dit opiniestuk verscheen op 19 december 2015 in Tubantia.
Het Overijsselse symfonieorkest moest de eigen broek ophouden, dat was het voorstel van CDA, VVD, ChristenUnie en SGP in 2011. Dankzij neoliberaal marktdenken is in vier jaar 8,3 miljoen euro uitgegeven. En het orkest? Dat is bankroet. Dit dossier toont niet het failliet van een orkest, maar het failliet van beleid. Dit debacle is het gevolg van provinciale politici die in 2011 achter de muziek uit Den Haag aanliepen. Het kan ook anders.
Wat was de teneur in 2011? Het was een publiek geheim dat het Overijsselse college van Gedeputeerde Staten destijds met ‘cultuur’ in haar maag zat. De coalitie maakt het onderdeel van ‘economisch beleid’, want zo kon het makkelijker worden verkocht aan de mannenbroeders die op muzikaal vlak de voorkeur geven aan hele noten op zondag. In 2011 was een landelijk kabinet van CDA, VVD en PVV kortstondig aan de macht. De staatssecretaris van cultuur was ervan overtuigd dat ondernemerschap de boventoon moest voeren, alsof een symfonieorkest net zoiets is als een koekjesfabriek. Dus kreeg het Orkest van het Oosten een forse korting van circa 40% op de rijkssubsidie en ging ‘ondernemen’.
Wanneer 40% van de musici destijds zouden zijn vertrokken was er nu geen symfonieorkest meer; dan waren er simpelweg te weinig musici over. Het orkest bezuinigde 19% op personeel (waarvan 7% gedwongen ontslagen) en koos een vlucht vooruit. Een ambitieus businessplan werd voorgelegd aan Hester Maij, de Overijssels CDA-gedeputeerde voor cultuur. De kern bestond uit twee delen. Allereerst een éénmalige investering om projecten op te zetten die eigen inkomsten op konden leveren. Op termijn zouden die inkomsten een verdere subsidie overbodig maken. Het tweede deel was een overbruggingskrediet voor de periode dat de eigen inkomsten nog onvoldoende zouden zijn.
Recent is een onderzoeksrapport van Berenschot verschenen. Daaruit blijkt dat dit businessplan van meet af aan volkomen onrealistisch was. Het was gebaseerd op boterzachte aannames en prognoses die veel te rooskleurig waren. Als je kijkt naar de gegevens die in de jaren daarna door het orkest aan de provincie werden opgestuurd dan slaat de schrik je om het hart. Van meet af aan blijkt het tegen te zitten. De prestaties worden weliswaar geleverd, maar de doelen absoluut niet gehaald. De essentie van het plan, het genereren van extra inkomsten, komt niet van de grond. Pas op het moment dat het orkest in grote financiële problemen verkeert en geen sluitende begroting voor 2016 kan maken, pas dan worden Provinciale Staten geïnformeerd. De volle omvang van het fiasco komt dan in november 2015 aan het licht.
Je zou verwachten dat hieruit lessen worden getrokken. Maar dat blijkt zeer moeizaam. Tijdens de debatten hierover op het provinciehuis is het adagium ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’. De provincie heeft vooral gekeken of aan de formele subsidievoorwaarden werd voldaan. Dat desondanks het doel niet werd behaald, was geen reden om de koers te verleggen noch om aan de noodrem te trekken. Wanneer je slechts kijkt of subsidieafspraken worden nagekomen terwijl de zaak ondertussen gillend uit de hand loopt, dan ben je als bestuurder geen knip voor de neus waard.
Ondanks de faliekante mislukking van dit ‘orkestrale ondernemerschap’, bleef de meerderheid in Provinciale Staten nog steeds geloven in een nieuw businessplan. Het initiatief van de PvdA om het orkest als volwaardige partner te zien en ook structureel te steunen kreeg geen meerderheid. Een gemiste kans, want dat zou aantoonbaar meer hebben opgeleverd. Een simpele rekensom: stel dat de provincie elk jaar een structurele provinciale bijdrage had gedaan, zoals we ook structureel bijdragen aan bijvoorbeeld autowegen of openbaar vervoer. Dan had het orkest 7,5 jaar lang kunnen spelen! Dat is dus ruim drie jaar vanaf vandaag, tot halverwege 2019.
Maar de visie moet dan wel eerst fundamenteel veranderen: Het orkest als een partner die een bijdrage levert aan een duurzame economische én sociaal-culturele ontwikkeling van Overijssel. Als pilaar in onze culturele infrastructuur: een platform voor vernieuwende ideeën, met ruimte voor verbeelding of verkenning van nieuwe perspectieven en betekenissen. Daarnaast levert het ook in economisch opzicht veel op: de Nederlandse culturele sector is met 12 miljard euro goed voor 2,3% van ons bruto binnenlands product, vergelijkbaar met de landbouw (2,5%).
Kortom, genoeg redenen om de koers te verleggen. Afgelopen week kwam het nieuwe voorstel voor het orkest naar buiten. Gelukkig wordt daarin met geen woord meer gerept van een ‘businessplan’. Het nieuwe werkplan voor de korte termijn beschrijft een zelfstandig, gesaneerd orkest met eigen musici en een regionaal profiel. Dit voorstel kan de opmaat zijn om de structurele relatie te herstellen. Wat de PvdA betreft is daarmee de eerste stap gezet: het erkennen van de veelzijdige waarde van het orkest én dat orkest behandelen als volwaardige partner om Overijssel verder te laten bruisen en boeien.