Deze week hebben we in de PS-vergadering het voorstel voor het actieplan Leefbaar Platteland behandeld. En daar hebben we in Overijssel nogal wat van. Veel kerkdorpen, buurtschappen en kleine historische stadjes met daartussen agrarisch gebied en natuurgebieden. Dit als contrast met grote(re) steden als Enschede, Zwolle en Deventer. Tegelijkertijd zijn de tegenstellingen in Overijssel wel een stuk kleiner dan elders; we hebben hier geen stadsmetropolen met tientallen voorsteden of uitgestrekte landschappen zonder dorpen of andere menselijke bewoning. Er is nog altijd een duidelijke samenhang tussen grotere steden en het platteland en er is een wisselwerking tussen beide, zowel economisch en op het gebied van maatschappelijke voorzieningen. Wat mij betreft blijft dit zo!
Zelf ben ik opgegroeid in Ootmarsum, dat ondanks de stadsrechten en de historische panden toch ook onmiskenbaar deel uitmaakt van het platteland. Daarnaast wist vooral mijn vader mij uit eigen hand van alles te vertellen over de ontwikkelingen in met name het Ootmarsumse ommeland van na de oorlog tot zijn overlijden begin 2007. Verhalen over huisslachtingen, boeren die nog met het paard het land bewerkten en het ‘noaberschop’. Er is sindsdien een hoop veranderd en waarschijnlijk gaat er nog een hoop veranderen.
Een groot deel van die veranderingen zijn het gevolg van keuzes die we als maatschappij bewust en onbewust maken. De energietransitie en de daarvoor benodigde gronden, Natura 2000 en stikstof, vergrijzing en een verdergaande concentratie van belangrijke voorzieningen in het stedelijk gebied zorgen met name op het platteland voor bezorgdheid. Stedelingen hebben vaak weer heel andere zorgen.
Die grote ontwikkelingen zijn mijns inziens grotendeels onvermijdelijk en soms ook noodzakelijk. Door deze ontwikkelingen te accepteren en te omarmen houden we energie over om te zoeken naar oplossingen. Daarbij denk ik dat vooral diversiteit, inclusiviteit en zelfredzaamheid van de lokale samenleving als geheel (en minder die van het individu) belangrijk zijn. In het zo geroemde ‘noaberschop’ van vroeger telde iedereen mee en iedereen naar vermogen, zich bewust van het feit dat we elkaar nodig hebben en iedereen tegenslagen in het leven tegenkomt, groot of klein. Het voorstel is unaniem genomen, dus we kunnen ermee aan de slag!