Dit opiniestuk van gedeputeerde Tijs de Bree is op 20 oktober gepubliceerd in het Financieel Dagblad.
“Netbeheerders slaan alarm: vraag naar stroom explodeert.” Het is begin oktober als deze melding van de NOS op mijn scherm verschijnt. Vooral bedrijven vragen massaal extra stroomaansluitingen aan voor duurzame elektriciteit. Oók voor de opwek van warmte. Het gevolg is dat het elektriciteitsnet de vraag amper of niet aankan.
En met de huidige aanpak zal dat niet snel veranderen. Industriële bedrijven, netbeheerders, energieproducenten en provincies hebben samen het Cluster Energie Strategieën (CES’en) opgesteld, zes stuks in totaal. Daarin staat de vraag naar energie–infrastructuur die ontstaat als alle verduurzamingsplannen worden uitgevoerd. Wat daarin opvalt: bedrijven leunen sterk op de inzet van elektriciteit en daarmee ontstaat een fors probleem voor elektriciteitsnetten en netbeheerders. De reflex is dan om vol op te investeren in het net. Maar dikkere kabels en meer transformatoren is wat mij betreft niet dé oplossing, er is een slimmere aanpak: breng vraag en aanbod van energie, opslag, conversie en flexibilisering van de energievraag samen in een zogenaamde ‘Smart Energy Hub’ (SEH). Een Smart Energy Hub kan namelijk lokaal energie opwekken en opslaan, zonder dat het overschot moet worden afgegeven aan het stroomnet.
In Zwolle is sinds februari dit jaar de eerste SEH van Nederland in bedrijf. Vraag en aanbod brengen we daar bij elkaar en een overschot aan energie zetten we om in waterstof en zuurstof. De zuurstof gebruikt het waterschap voor beluchten van rioolwater; dat scheelt veel compressor capaciteit en dus elektriciteit. Waterstof is hier ideale buffer en bruikbaar voor tal van toepassingen. Het elektriciteitsnet benutten we op deze manier optimaal en onnodig transport van elektriciteit wordt voorkomen.
En er zijn nog veel meer voordelen door deze innovatie. Zo blijkt uit een onderzoek uitgevoerd door Royal HaskoningDHV dat in Oost Nederland alleen al circa 2,5 GigaWatt aan grootschalig zonne– en windenergie wordt opgewekt. En dat wordt dan ook nog eens efficiënt ingepast zonder het nationale transportnet uit te breiden of te belasten. Dat is 35–50% van de ambities uit de Regionale Energie Strategie in Oost Nederland. Dit zijn indrukwekkende regionale cijfers voor een concept met landelijke potentie.
Wil dat een succesvol vervolg krijgen in de rest van Nederland, dan moeten de volgende twee stappen gezet worden. Allereerst; naast de verzwaring van het elektriciteitsnet moet de SEH–aanpak een prominente plek krijgen in het landelijke energiebeleid, zoals in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat. Hierin komen de projectvoorstellen uit de CES–en die van nationale betekenis zijn. Ook in trajecten zoals Programma Infrastructuur Duurzame Industrie en het in ontwikkeling zijnde ‘afwegingskader voor alle infrastructuur besluiten’ zouden SEH’s een prominente plek moeten krijgen. Het tweede punt is het wegnemen van belemmerende wetgeving. Bij het bouwen van een SEH mogen netbeheerders bijvoorbeeld géén gegevens verstrekken over de pieken op het netwerk, de nog beschikbare capaciteit, noch de verbruiksgegevens van bedrijven. Dat hebben we ondervangen door alle ondernemers één voor één toestemming te vragen, arbeidsintensief en onlogisch vanuit het collectieve (ondernemers)belang. Daarnaast mogen netbeheerders geen onderscheid maken tussen gevraagde aansluitingen. Maar een SEH zou juist prioriteit verdienen, omdat het de vraag naar extra aansluitingen kan wegnemen.
Kortom, mijn vurig pleidooi is om deze punten zo snel mogelijk op te pakken, want dan kan de Smart Energy Hub echt de Oost Nederlandse oplossing zijn voor een nationaal probleem.