De erfenis van Den Uyl
Nederland zoekt nog steeds naar een nieuw kabinet. Het zal, gezien de uitslag van de verkiezingen, geen progressief kabinet worden. Ons land herstelt zich van de economische crisis, maar de kloof tussen arm en rijk is alleen maar groter geworden. Rijkdom wordt vergaard door een handjevol mensen, en er is nog steeds geen sprake van gelijke spreiding van welvaart, macht en kennis. De slogan van het Kabinet Den Uyl – het enige écht progressieve kabinet dat Nederland ooit heeft gehad – is dus nog steeds actueel: “eerlijk delen van kennis, macht en inkomen”.
Uit het rapport ‘Ongelijkheid in Nederland’ dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) publiceerde blijkt dat: “De drie rijkste Nederlanders bezitten meer dan ruim de helft van alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. De bovenste 1 procent is goed voor bijna een kwart van het totale vermogen. De onderste 60 procent van de Nederlandse huishoudens bezit slechts 1 procent van het totaal. De rijkste 10 procent van de Nederlandse huishoudens bezit 61 procent van het totale private vermogen. Het private vermogen bedraagt in Nederland, voor zover waarneembaar, zo’n 1200 miljard euro.”
Dat is slechts de top van de ijsberg. De rijken zijn rijker, de armen zijn armer. Als politici mogen we niet hulpeloos toekijken hoe die kloof – tussen mensen met en zonder bezit en vermogen, tussen arm en rijk, tussen hooggeletterd en laaggeletterd – toeneemt. Nederland is rijk, en wordt steeds rijker. Maar die toenemende welvaart wordt niet eerlijk verdeeld.
Spreiding van kennis, macht en welvaart valt samen met de strijd tegen de ongelijkheid in inkomen en vermogen. Bepalen hoe de koek verdeeld wordt is een taak van de politiek. Als sociaaldemocraten moeten we de belangen verdedigen van de mensen die alleen hun arbeid bezitten. Daarom zijn wij de Partij van de Arbeid. ‘Arbeid’ is niet vanzelfsprekend zo lang het kapitaal het voor het zeggen heeft. Het kapitaal bepaalt vraag en aanbod, en domineert het productieproces. Arbeid is daarvan afhankelijk. Onze basisprincipes zeggen dat het andersom moet zijn. De arbeid moet voorop staan. Het is tijd voor een nieuw ‘Plan van de Arbeid’, een alternatief voor de neoconservatieve politieke economie. Zolang de arbeid niet voorop staan blijven duizenden aan de kant staan, en zal er geen spreiding zijn van kennis, macht en welvaart.
De selectieve arbeidsmarkt
Nu het met de economie de goede kant op gaat ontstaan discussies over de kansen en uitdagingen voor de beroepsbevolking. Daarbij gaat het in het bijzonder over mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt: mensen die om wat voor reden dan ook – ziekte, leeftijd, arbeidshandicaps, etc. – moeilijker aan een baan komen. Is er voor iedereen werk te vinden? Is de volledige tewerkstelling van de beroepsbevolking mogelijk, en überhaupt wenselijk? Moeten we sommige mensen niet gewoon met rust laten?
We streven naar een inclusieve samenleving, maar we moeten ons ook beseffen dat er nog een lange weg te gaan is. Een samenleving waarin iedereen mee doet is per definitie niet reëel zolang er mensen aan de kant staan. Bewust of onbewust worden er nog mensen uitgesloten. Uitsluiting is het meest verschrikkelijke wat er is. Het leidt tot apartheid: “jij hoort er niet bij”, “jij bent niet één van ons”. Op die manier ontneem je iemand de kans om erbij te horen, om mee te doen. In één klap verdwijnen de kansen, de uitdagingen, alles wat zin geeft aan het leven.
Bertolt Brecht schreef in één van zijn gedichten: “Er zijn veel manieren om te doden. Men kan iemand een mes in zijn buik steken, iemand het brood uit de mond stoten, iemand die ziek is niet behandelen, iemand in een krot stoppen, iemand zich dood laten werken, oorlog voeren enzovoort. Het merendeel van deze methoden is in ons land niet verboden”.
Uitsluiting is het meest dodelijke wapen wat er is. Zonder werk, huis, vrienden, zonder perspectief voor de toekomst, begin je niets. Je hoort er niet bij. Hoepel op. Het is een ontkenning van de waardigheid van de persoon. Zonder uitgestoken hand, zonder solidariteit, ben je aan je lot overgelaten. Zoals de neoliberalen zeggen: ‘zoek het zelf maar uit’.
Onze mensen zitten niet thuis zonder werk omdat ze lui zijn. Wij weten dat de macht van arbeid en kapitaal niet gelijk zijn. Voor mensen met een eigen vermogen is het makkelijk praten over eigen verantwoordelijkheid, of eigen kracht. Zij kunnen het zichzelf permitteren, terwijl er in het land nog duizenden mensen zijn die van voedselbanken afhankelijk zijn, of rond moeten komen van een karige uitkering.
Ook in Overijssel speelt dat. Duizenden mensen zitten in de kaartenbakken van de sociale diensten. Leeftijd, afkomst, geloof, geaardheid, identiteit, handicaps zijn allemaal redenen waarom mensen keer op keer, sollicitatie na sollicitatie, toch niet aan een baan komen. Er is in het verleden vaak gepoogd om dit probleem aan te pakken. Keer op keer is het niet gelukt om om social return on investment, het doel om naast financieel rendement ook maatschappelijke rendement te behalen, succesvol uit te voeren. Maatregelen uit het verleden – Melkertbanen, ID-banen, etc. – hebben de problematiek niet structureel opgelost. Het helpt, maar te vaak slechts tijdelijk. In het geval van de ID-banen weten we dat mensen die niet snel doorstroomden na een tijd (wanneer de subsidie op was) via de achterdeur weer op straat werden gedumpt.
Arbeid maakt de mens tot een mens
De mens is van nature een werker, een arbeider. De Griekse mythologie, het Oude Testament én Das Kapital stellen dat zonder arbeid een menselijk bestaan niet onmogelijk is. Is het mogelijk ons een wereld zonder arbeid voor te stellen? De filosoof Hegel schreef dat er zonder knecht geen heer kan zijn. Zonder arbeid is er geen kapitaal. De mens vormt zijn omgeving door zijn arbeid. Dat is een recht voor iedereen. Een gebrek aan werkgelegenheid, of werk in beroerde condities, doet afbreuk aan dat recht.
Overheid en ondernemers dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om recht te doen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De overheid probeert al jaren om werk te creëren. Het wordt tijd dat de ondernemers ook hun schouders onder het probleem zetten. Als we mensen meer kansen willen geven op duurzame arbeid dan moeten we in ze blijven investeren. Dat betekent scholing omscholing en bijscholing. Zonder deze condities is emancipatie van arbeid niet mogelijk. Toch is het laatste woord nog niet gezegd.
De mooiste zee
is de zee die we nog niet gezien hebben.
Het mooiste kind
is het kind dat nog niet geboren is.
De mooiste dag
is de dag die we nog niet beleefd hebben.
En het mooiste woord dat ik je wil zeggen
is het woord dat ik nog niet gezegd heb.
– N. Hikmet