Gedeputeerde Tijs de Bree gaf deze lezing over de energietransitie op de citymeeting van de drie Rotaryclubs in Zwolle en Rotaract, op woensdag 12 februari in het bestuursgebouw van de oude Harculo Centrale.
Mooi om hier te mogen zijn. En eerlijk is eerlijk, ik kan me geen betere plek voorstellen voor een praatje over De Energietransitie dan een ontmantelde, fossiel gestookte elektriciteitscentrale.
Ik heb een grote voorliefde voor industriële complexen en industrieel erfgoed. Deze locatie biedt naast verleden ook toekomst en nieuwe mogelijkheden. ‘De IJsselcentrale’ leeft dus voort en blijft bestaan, dat is óók duurzaam, dit complex toont zo haar toekomstvastheid.
Toen de schoorstenen tegen de vlakte gingen deed het mij wel een beetje pijn. Daar is een woord voor, heb ik begrepen: landschapspijn. Niet alleen ik had daar last van, het trof meer mensen en er waren protesten. Ik vond het boeiend om te zien dat er weerstand kwam tegen de voorgenomen sloop. Het Cuypersgenootschap en de Erfgoedvereniging Heemschut kwamen in verzet. Er was gemopper en gekerm van Zwollenaren met landschapspijn. Maar ondanks alles gingen het gebouw en de ruim honderd meter hoge schoorstenen grotendeels tegen de vlakte.
Het is fascinerend dat als je nú een paar windmolens van eveneens ruim honderd meter hoogte neerzet, sommige mensen over elkaar heen buitelen om daarover óók moord en brand te schreeuwen. Ik vraag me wel eens af of de mensen die zich vandaag verzetten tegen het nieuwe wellicht ook de strijders zijn voor het behoud van het oude, wat ooit nieuw en omstreden was. Misschien is het wel de verandering op zichzelf die schuurt, los van de vorm die zij heeft.
Waarom schuurt die verandering, die transitie? En, wat is de rol van een overheid, van de provincie Overijssel? Van mij als bestuurder met ‘energietransitie’ in zijn portefeuille? Dat zijn de punten die ik vanavond wil bespreken.
Dit is mijn persoonlijke verhaal, mijn visie. Ik sta hier op eigen titel. De spreektekst is niet door het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel vastgesteld, staat nergens in een kadernota, beleidsbrief of begroting. Ik ben hier zonder vakinhoudelijke ambtelijke bijstand. Ik heb elke letter zelf geschreven en dit verhaal zonder medeweten van de afdeling voorlichting en communicatie uit het provinciehuis weten te smokkelen. U begrijpt dat u getuige bent van een enorm waagstuk.
Ik wil het hebben over vier dingen:
- De driekleur rood-wit-blauw,
- Over neuzen,
- Sprookjes, en tot slot,
- Over files.
En het klopt, dit zijn dus ook niet de bekende verhalen zoals bestuurders die vertellen. Mocht u daar behoefte aan hebben en een stukje weerbarstige echte politiek willen aanschouwen, dan bent u van harte welkom in het provinciehuis of bladert u nog eens door onze digitale begrotingen, jaarverslagen en tussenrapportages.
Nee… Dit wordt dus een ander verhaal. Eentje dat ik binnen een kwartiertje zal afronden, zodat we ruim de tijd hebben voor vragen en een gesprek over dat wat u eigenlijk wilde weten.
De driekleur
Achter mij ziet u gekleurde blokjes, in tinten van blauw, wit en rood. Dit is een weergave van temperaturen. Het meest donkere blauw is de laagste temperatuur. Hoe donkerder de kleur rood, hoe hoger de temperatuur. Dit zijn de temperatuurmetingen van 1901 tot en met 2018. Elke rij is een land. De landen staan geclusterd per werelddeel, op de volgende sheet zijn de werelddelen beter te zien.
Over veel dingen kunnen mensen, wetenschappers, politici het met elkaar oneens zijn. Echter, deze temperatuurmetingen achter mij, die zijn onomstreden.
- Dat de aarde steeds meer opwarmt, staat niet ter discussie.
- Dat de mensheid veel CO2 produceert en uitstoot, staat niet ter discussie.
- Dat CO2 een broeikasgas is, staat niet ter discussie.
- Dat er meer CO2 in de lucht zit dan ooit, staat niet ter discussie.
Inderdaad, er is nog niet één waterdicht sluitend model waarin alle factoren samenkomen. We hebben dan ook géén thermostaat waaraan we makkelijk kunnen draaien om de opwarming tegen te gaan. Maar nemen we de gok om te wachten tot we dat 100% passende model hebben gevonden en exact de effecten en relaties kunnen beschrijven? Of gaan we als een speer aan de slag met energiebesparing en het opwekken van energie die hernieuwbaar is en geen of amper CO2 uitstoot? En zo proberen om die deken van broeikasgas in te perken?
Inderdaad, een retorische vraag. Er ligt een klimaatakkoord, 237 pagina’s tekst, ongeveer 150 afspraken. En, tientallen ondertekenaars, waaronder de koepels van gemeenten, alle provincies, brancheorganisaties zoals Bovag en bedrijven zoals Achmea, maar natuurlijk ook de typisch linkse clubs, zoals VNO-NCW, Bouwend Nederland en Shell.
Het doel van dat klimaatakkoord is simpel: minder CO2-uitstoot. In 2030 nog maar 49% uitstoot ten opzichte van het referentiejaar 1990. Niets meer, niets minder. Dat doel benaderen we langs twee sporen: besparing van energie en energie opwekken met geen of minder CO2-uitstoot.
Als provincie werken we daar aan, maar we zijn natuurlijk maar één speler. En de energietransitie vraagt om een gezamenlijke aanpak. Wij hebben verschillende rollen, opdrachten, en om te beginnen de opgave om ‘de neuzen dezelfde kant uit te krijgen’.
De neuzen
Toen ik voor mezelf een aanvalsplan voor de portefeuille ‘energietransitie’ maakte, viel me één ding op: de manier waarop het gesprek over klimaat en energietransitie wordt gevoerd. Daar mankeert nogal wat aan. Laten we dit samen kort even illustreren door een oefening. Ik heb jullie wel even nodig.
Wilt u allemaal even gaan staan, als u daartoe in staat bent.
- Stap 1. Als u bent komen fietsen vanavond, mag u weer gaan zitten.
- Stap 2. Als u met een volledig elektrische auto bent gekomen, mag u weer gaan zitten.
- Stap 3. Als u afgelopen 5 jaar vegetarisch heeft gegeten, mag u weer gaan zitten.
- Stap 4. Vervolgens gaan we met deze groep mensen uitleggen waarom zij onderdeel zijn van Het Probleem en hoognodig moeten veranderen.
Om een of andere manier heb ik niet de indruk dat de mensen die nu nog staan, op dit moment bijzonder veel zin hebben om in gesprek te gaan over hun bijdrage aan de energietransitie.
Heel kort gezegd zie ik vaak een benadering gekenmerkt door het denken in groepen in plaats van individuen en het opleggen van een norm die gepaard gaat met een impliciete ‘morele superioriteit’.
Het resultaat is een paradigma waarin groepen en normen centraal staan. Bijvoorbeeld: “wij moeten van hen … ” en dan volgt er vaak een tamelijke extreme opgave, zoals “morgen van het aardgas af”.
Dat er dan weerstand ontstaat lijkt me volslagen logisch. Met deze analyse in gedachten heb ik mij plechtig voorgenomen om het over een andere boeg te gooien. Ik heb mij voorgenomen om het gesprek te voeren over de kansen die er zijn, het klimaatakkoord als een meerjarige investeringsagenda, om aansluiting te zoeken bij de wensen van mensen. Om een verhaal te ontwikkelen, een wenkend perspectief, waarover je enthousiast wordt. Een groep pioniers waar je bij wilt horen, in plaats van blijven hangen in het oude.
En dat vraagt wat van ons, van u, van mij. Ik ken maar weinig mensen die enthousiast worden van getallen, grafiekjes, staafdiagrammen of puntenwolken. We moeten onze fantasie weer prikkelen met een verhaal. Met…
Een ‘sprookje’
De energietransitie schreeuwt om een sprookje. Iets dat nu te mooi is om waar te zijn, maar wat misschien later wel echt zou kunnen gebeuren.
Maar waarom vinden we dat toch wat lastig? Ik hoor u denken; “ze zien me aankomen met een sprookje”. Dat geeft niet, want het zit in ons bloed en elke vezel van onze calvinistische nuchtere doelmatigheidsmaatschappij waarin we alles willen vangen in spreadsheets, tabellen, prognoses en accountantsverslagen.
Tijdens de korte gesprekjes in cafés, langs het voetbalveld of in het bedrijfsrestaurant komen vaak dezelfde vragen voorbij:
- Wat kost het? Wanneer is het klaar?
… en allerlei variaties daarop…
- En als het klaar is: Had dit beter gekund?
Laten we dit soort vragen eens nader bekijken.
Een vraag als “wat kost het” veronderstelt allereerst dat onze inzet uit te drukken is in geld. Ten tweede dat we in het verlengde hiervan te maken hebben met een keuze, een ‘financiële afweging’.
Nu even eerlijk, hoeveel van u heeft één of meer kinderen? Steek uw handen even op. Hoeveel van u heeft vóórdat uw kind op deze wereld kwam, zich de vraag gesteld “wat kost het?”
Of voordat u elkaar het ‘ja-woord’ gaf? Precies. Los van dat het niet bepaald sfeerverhogend zou zijn geweest, is dat niet onze grondhouding bij dergelijke toch vrij radicale beslissingen in ons leven.
Terug naar de provincie Overijssel en de energietransitie. Hier ligt ook voor ons een hoop werk. Dat lonkende perspectief begint langzaam vorm te krijgen. Een tijd geleden was ik met ons team handhaving op bezoek bij een bedrijf dat zand aan het winnen was in Zwolle. Als je die ondernemer hoort vertellen hoe zijn onderneming tot 80% reductie is gekomen en mooie omzetten en winsten maakt. Dat de plas die ze achterlaten wordt gevuld met tientallen hectares aan drijvende zonnepanelen. Dat je daarmee 8.000 woningen in Zwolle van stroom kunt voorzien. Dan begint dat nieuwe verhaal er al te komen.
Goed, als we nu de neuzen dezelfde kant op hebben, en gemotiveerd zijn door dat aanlokkelijke sprookje, het wenkend perspectief, en we gaan massaal dezelfde kant op dan belanden we massaal in…
De file
En die heeft allerlei vormen. De ene file staat op het elektriciteitsnetwerk, het probleem ‘netwerkcapaciteit’. De andere file staat bij het UWV en de uitzendbureaus omdat er geen mensen zijn die al onze zonnepanelen, warmtepompen, laadpalen of elektrische auto’s kunnen aansluiten en onderhouden.
Ons vak is ‘besturen’. Het vertoont treffende gelijkenissen met het besturen van een auto, of eigenlijk besturen van heel veel auto’s tegelijk. Dus als bestuurders proberen we die ‘files’ zo goed mogelijk te voorkomen of de hindernissen te beperken.
In de auto scheelt het enorm als je tijdig richting aangeeft en de richtingen goed staan aangegeven. In het openbaar bestuur is dat niet anders. We zijn constant bezig met richting aangeven in de vorm van draaiboeken, uitvoeringsagenda’s en planningen. Wanneer zetten we welke stappen? Wie zijn daarbij aanwezig en wat doen ze? Wat zijn de spelregels?
De regionale energiestrategie (RES) is een mooi voorbeeld van dat ‘verkeersmanagement’. 25 gemeenten, twee waterschappen en één provincie werken als overheden aan één groot plan. Of eigenlijk twee plannen, eentje in West Overijssel en eentje in Twente.
En in die plannen gaat het over de gebieden voor
- Windmolens,
- Zonnepanelen, grootschalig, en
- Warmtebronnen en duurzame gassen (groen gas, biogas).
Daarbij gelden wel spelregels. De belangrijkste: het is een regionaal plan dus iedereen doet mee, en alle RES-regio’s samen leveren minimaal 35 TWh aan duurzaam opgewekte energie door wind en zon.
Aan twee tafels werken we, de dagelijks bestuurders, nu aan de eerste concept RES-bijdragen. Dat doen we in een aantal slagen. Van grof naar fijn. En het is nooit af.
Het hoeft dus ook niet in één keer klaar. Ook dat is wennen. Het druist wat tegen onze natuur in. Het is alsof je een proefwerk inlevert terwijl je nog niet klaar bent. Iedereen kent het gevoel.
Over een paar maanden komen de eerste plannen als concepten naar buiten. Die eerste grove schets bestaat uit de plannen en ideeën die er lokaal al zijn. Met die gemeentelijke visies als bouwstenen zal er ook een grofmazig plan zijn. Als provincie zijn we daarbij van essentieel belang om vanuit regionale kwaliteit de lokale belangen te verbinden.
Maar door juist op tijd die concepten te delen, en daarover met steeds meer mensen, ondernemers en organisaties te praten, benutten we alle inzichten, krachten en gedachten in de samenleving.
Voor nu én later reken ik erop dat dit verhaal een aanzet is tot een eerst gesprek. Laten we dat gesprek voeren, wij samen, u onderling. Het is echt een te mooie klus om over te laten aan rasbestuurders zoals ik.