Deze ingezonden brief van gedeputeerde Tijs de Bree verscheen op 22 november in dagblad Trouw.
Ik ben provinciebestuurder in Overijssel en verantwoordelijk voor handhaving van vergunningen bij bedrijven. Volgens berichtgeving deze week zouden bestuurders zoals ik, achter de schermen de milieuhandhaving ondermijnen. Want, ik citeer uit Trouw: “Regionale omgevingsdiensten leggen nauwelijks straffen op. Liefst 97 procent van de milieuovertreders komt weg met een waarschuwing, hercontrole of ‘last onder dwangsom’”, en de oorzaak daarvoor zou zijn dat “bij het innen van de dwangsommen bestuurders dwarsliggen”. Kortom, het toezicht faalt en de voornaamste onderbouwing is het kleine aantal uitgedeelde boetes aan bedrijven.
Ruim 15 jaar geleden waren er harde prestatieafspraken voor politiekorpsen, waaronder een minimum aantal boetes. Minder dan 250 boetes in een jaar uitgedeeld? Oei, dan had je wat uit te leggen als diender. Blindstaren op de boetes, het leverde bizarre situaties op. Om maar aan het quotum te voldoen werden op een paar dagen tientallen verkeersboetes uitgeschreven voor makkelijk te beboeten overtredingen. Na het afschaffen van dit beleid, daalde het aantal boetes met 25%. Desondanks bleef het aantal verkeersongevallen dalen. Met andere woorden; verkeersveiligheid bleek, jammer genoeg, niet te sturen met het aantal boetes.
Ogenschijnlijk laag aantal
Toch blijft deze ‘boete–logica’ ook nu weer opduiken Uit het onderzoek door Investico waar Trouw aan refereert: “Tijdens ruim 55 duizend bedrijfscontroles in 2019 constateerden inspecteurs bij 17 duizend minstens één overtreding. Daarvan kregen voor zover bekend slechts 362 bedrijven een straf opgelegd: twee op de honderd.” Dit is geen enkel bewijs voor de ‘ondermijnende bestuurder’. Het is wel opvallend en zou een aansporing moeten zijn om door te graven naar het waarom achter dit ogenschijnlijk lage aantal. En daar gaat een hele wereld achter schuil. Eentje vol nuances die minder lekker scoort in een artikel, maar wel aandacht verdient.
Bestuurders zoals ik hebben de wettelijke plicht om toezicht te houden en te handhaven op vergunningen. Als er een overtreding is, dan moet dat ongedaan worden gemaakt. Daarvoor heb ik een hele trits aan instrumenten. Van vriendelijk aanspreken, waarschuwen, tot en met een ‘last onder dwangsom’ of ‘bestuursdwang’. In bepaalde gevallen kan de vergunning worden ingetrokken. Die dwangsom is in de praktijk een effectief middel, maar dat is geen boete, daarover later meer. Het genoemde arsenaal is toereikend en zet ik ook in om het doel te bereiken: het ongedaan maken van overtredingen.
Ik ben verantwoordelijk voor het toezicht op ongeveer 85 zogenaamde IPPC–bedrijven. Dit zijn de grotere industriële bedrijven en afvalverwerkers. Deze bedrijven controleren we élk jaar, dus niet één keer in 4 of 10 jaar. Nee, jaarlijks. En die controle duurt ongeveer 40 tot 65 uur per bedrijf. Vaak vinden we wel overtredingen en soms, ongeveer een handvol per jaar, leggen we daadwerkelijk een ‘last onder dwangsom’ op. Waarom zo weinig? Nou, omdat heel veel overtredingen opgelost worden. En dat is de essentie; de overtreding moet stoppen. Natuurlijk is het goed om te kijken naar de getallen, en ook ik zie opmerkelijke verschillen, maar kijk wel goed naar de wereld achter die getallen.
Wezenlijk verschil
Dan tot slot iets over ‘straffen’ en ‘boetes’. Als provinciebestuurder hanteer ik bestuursrecht. Dat gaat niet over straffen, daarvoor is het strafrecht. Wanneer ik grove overtredingen van vergunningen constateer, dan komt het strafrecht wel om de hoek kijken. Daarvoor zijn politie en het Openbaar Ministerie aan zet, niet de provincie. Dus de ‘dwangsommen’ waarover het gaat, zijn niet bedoeld om te straffen. Ze zijn bedoeld om de overtreding ongedaan te maken. Dat is een wezenlijk verschil. Dat ook strafrecht voor milieuzaken moet worden gebruikt, daar ben ik het roerend mee eens. Dat daar weinig capaciteit is, dat klopt. In maart 2021 vroeg ik het nieuw te vormen kabinet daarom om meer inzet voor milieupolitie. Het slechte nieuws is dat het nog steeds niet geregeld is. Het goede nieuws is dat minister Grapperhaus extra middelen heeft aangekondigd en dat de onderhandelingen nog lopen, dus wie weet? Dit onderwerp verdient doorlopend onze aandacht en inzet!
Tijs de Bree,
Gedeputeerde provincie Overijssel