“De maatschappij en de mensheid beginnen bij ieder van ons” – Johannes van Vloten (1818 – 1883)
Van heldendaden naar intellectueel erfgoed als fundament voor identiteit
Het lijkt in de aard van mensen te zitten om de geschiedenis te verheerlijken. Door het verheffen van roemruchte daden van koningen, admiraals en andere helden worden die daden onderdeel van de nationaal–culturele identiteit. Het benadrukken van de nationale identiteit mondt vervolgens vaak uit in een nationalistische of chauvinistische euforie, waarbij het eigen volk als superieur wordt afzet tegen andere volkeren. Uiteraard is het aan elk volk om te bepalen op welke delen van de geschiedenis men trots wil zijn. Maar door globalisering bestaan de meeste samenlevingen niet meer uit gelijkvormige groepen mensen met collectief gedeelde verledens. Identiteit is niet meer een vaststaande eigenschap van een volk of groep mensen, maar een dynamisch proces, dat continu in verkeer is met het verleden en heden. Daardoor ontstaat een nieuw visie op de geschiedenis. En daardoor wordt hergebruik van de geschiedenis als onderdeel van de nationale identiteit steeds kritischer ontvangen.
Het nieuw historisch bewustzijn humaniseert de geschiedenis, haalt haar uit de geweide sferen en bekijkt het verleden op een intellectuele manier, gestoeld op sociaal-economische en culturele feiten. Geschiedenis niet als voer voor nationalistische emoties of politieke, maar als wetenschap die op grond van feiten het verleden reconstrueert.
Humanisering van de geschiedenis biedt mogelijkheden voor een nieuwe basis voor cultuurbeleid. Recent is de discussie over de historische identiteit van Nederland opnieuw aangewakkerd door het al dan niet veranderen van straat- en schoolnamen of het verwijderen van de standbeelden uit openbare ruimtes. Bekende historische figuren zoals Jan Pieterszoon Coen, Michiel de Ruyter of Johan Maurits van Nassau zijn in het verleden op een voetstuk zijn geplaatst en dreigen daar nu af te vallen, doordat hun betrokkenheid bij slavenhandel, kolonisatie of bloedige oorlogen nu vaak anders wordt gezien dan vroeger. De wereld verandert, en daarmee ook onze kijk op de geschiedenis.
Moderne Devotie
Het verleden kan uiteraard niet terug worden gedraaid. Wat belangrijk is, is hoe een volwassen volk omgaat met haar verleden, inclusief pijnpunten en onverwerkte trauma’s. Een nieuw historisch bewustzijn neemt de mens als uitgangspunt. Die manier van denken heeft gevolgen voor het onderwijs, het cultuurbeleid en de identiteit van een volk. Deze nieuwe visie op de geschiedenis biedt een basis voor de dialoog onder volkeren en een universele benadering van het verleden. Deze benadering laat zien dat de geschiedenis meer is dan de heldendaden en heeft aandacht voor het intellectueel en immaterieel erfgoed van samenlevingen, dat cultuur, geschiedenis en identiteit met elkaar verbindt.
De provincie Overijssel heeft recentelijk geprobeerd om de Moderne Devotie op de lijst van werelderfgoed te krijgen. Unesco heeft dit voorstel afgewezen omdat een religie of gedachtegoed op zichzelf geen werelderfgoed kan worden. Dat is een eenzijdige definitie van wat erfgoed is, maar heeft ook te maken met wat de indiener verstond onder de “Moderne Devotie”. Niettemin is het belangrijk om intellectueel erfgoed op te nemen in het cultuurbeleid. De producten van de menselijke geest, de filosofie, kunst, literatuur, ideeën, moeten we koesteren en vanuit het menselijk perspectief beschouwen als werelderfgoed.
Intellectueel erfgoed in Overijssel
Overijssel is rijk aan cultureel erfgoed. Als het om erfgoed gaat, gaat het niet alleen om het materieel erfgoed (kerken, bruggen, molens, scholen), maar ook om het immaterieel erfgoed (denkbeelden, boeken, filosofische, literaire en artistieke prestaties). De afgelopen jaren is er door heel Overijssel aandacht geweest voor het rijke intellectuele erfgoed van onze provincie. De Canon van Overijssel bevat voorbeelden van.
Naar aanleiding van zeshonderdste geboortedag van Nicolaus Cusanus (1401 – 1464) organiseerde ik in 2001 met de Universiteit Nijmegen, de gemeente Deventer en een aantal culturele organisaties een internationale manifestatie. Toen bleek al dat er buiten universiteiten om weinig gebeurde op het gebied van intellectueel erfgoed. Maar de Moderne Devotie is een uitzondering. De geestelijke stroming die 700 jaar geleden in Overijssel ontstond krijgt de laatste jaren regelmatig aandacht. De Geert Grote Universiteit, het Meester Geerthuis en de pogingen om de Moderne Devotie aangemerkt te krijgen als werelderfgoed: het gedachtegoed van Geert Grote staat volop in de schijnwerpers.
Ik proef daarin toch een zekere verheerlijking van de geschiedenis, door de Moderne Devotie te isoleren van historische gebeurtenissen en haar daarmee uit haar context te halen. De Moderne Devotie is in de ideeëngeschiedenis op zich niet uniek. Ze kent een voorgeschiedenis binnen het christendom en rond dezelfde tijd bestonden diverse soortgelijke bewegingen, zowel binnen de christelijke wereld als in het jodendom en de islam. De beweging van Geert Grote was niet revolutionairder dan die van Jan van Ruusbroek, Franciscus van Assisi, John Ball of de Hussieten.
Dat doet niets af aan de rol van de Moderne Devotie in de geschiedenis van (Oost-)Nederland. Maar door een historische spirituele beweging uit haar context te rukken wordt ze politiek materiaal, een voedingsbodem voor een politieke kijk op de huidige wereld. In de Moderne Devotie ontdekken sommigen nu niet alleen de wortels van het latere protestantisme maar zelfs de basis voor de hele westerse beschaving, waarden en identiteit – en daarmee voor de eigen politieke positie, als zouden zij de oorspronkelijke hoeders zijn van die identiteit.
Natuurlijk zien heel veel mensen in de Moderne Devotie een inspiratiebron voor hun eigen denkbeelden. Toch plaats ik een kanttekening bij de rol die deze beweging in de geschiedenis speelde. Doen alsof de geschiedenis één lijn kent die van de Moderne Devotie via de reformatie naar de verlichting loopt is een simplistische, lineaire benadering die geen aandacht heeft voor de sociaal-economische en politieke verhoudingen achter grote sociale hervormingen. Het is een banale interpretatie achteraf, met Geert Grote in de rol van founding father van de huidige christelijke politiek.
Overigens, de huidige christelijke partijen mogen dan Geert Grote en Thomas a Kempis als hun voorgangers zien, maar veel waarden van de Moderne Devotie zien wij bij hen niet terug. Het communale leven, het verheffen van leken boven de rijke feodale heren, het opkomen voor minderbedeelden en de onderkant van de samenleving zien we nu eerder als de politieke waarden van sociaaldemocratische bewegingen dan van het CDA.
Dat gezegd hebbende vinden wij het toch een belangrijke vooruitgang dat de provincie zich bekommert om haar intellectuele erfgoed. Of verstaat men daaronder alleen kerkelijk erfgoed? Overijssel is rijk aan historie en cultuur, en dat erfgoed bestaat niet alleen uit kerken en kloosters. We moeten ons erfgoed koesteren en behouden. Ál ons erfgoed. Denk daarbij niet alleen maar aan de middeleeuwen maar juist ook aan de moderne tijd, aan de geschiedenis van industrie en steden. En wat doen we met de Latijnse School die onze internationaal geroemde filosoof Erasmus voortbracht? Wat doen we met de erfenis van de filosofen van Athenaeum Illustre, de grote spinozisten en humanisten zoals Tysott de Patot en Johannes van Vloten? Als we het erfgoed van de Moderne Devotie roemen maar geen oog hebben voor en continu bezuinigen op onze bibliotheken, zijn wij dan consequent in ons politieke handelen?
Al met al vinden wij het zeker een goed idee om de Moderne Devotie en het intellectueel erfgoed daarvan op de internationale agenda te plaatsen. Maar het mag niet om alleen dát erfgoed gaan. Want dan ligt ideologische vervorming van de geschiedenis op de loer. En dat strookt niet met een modern historisch bewustzijn.