Het Paradijs
Op 13 augustus zijn we op weg naar het gevangenismuseum in Veenhuizen. We gaan naar de allerlaatste voorstelling van “het Pauperparadijs” op de zondagmiddag. Ik heb met veel moeite nog kaarten bemachtigd. Het gelijknamige boek van Suzanne Jansen wordt uitgevoerd op de binnenplaats, en er is geweldige muziek bij gemaakt, heb ik gehoord. Het is 15 graden en het miezert als we vertrekken, gewapend met regencapes en extra jassen.
Als we in het Noorden aankomen trekt de bewolking weg en verschijnt de zon. Zonder wind op de tribune wordt het nog knap warm, aan alles gedacht maar niet aan zonnebrandcrème.
Nog hartverwarmender is het verhaal. Het ideaal van 1815. Van de vijf miljoen Nederlanders leeft meer dan de helft in bittere armoede. Door het stichten van koloniën van weldadigheid in Ommerschans, Frederiksoord en Veenhuizen worden twee vliegen in een klap geslagen. De zwervers, bedelaars en wezen verdwijnen uit het straatbeeld van Amsterdam. Ze kunnen gaan werken, voedsel verbouwen in de koloniën. Spaarzin zouden ze moeten leren zodat ze zich “vrij” konden kopen en de ultieme droom verwezenlijken; zelf beginnen aan een nering.
Natuurlijk was er geen overleg met de betrokkenen zelf, zonder pardon gingen ze per boot over de Zuiderzee naar de ongekende en ongewilde vlakte van het Noorden.
Was het een slecht ideaal? In ieder geval liet de uitvoering zeer te wensen over. De diepgewortelde opvatting over deze bevolkingsgroep bleek uit een nagespeelde ministerraadvergadering uit die tijd; Arm zijn bestrijd je door dat te bestraffen, dat zal ze leren. Mannen en vrouwen werden gescheiden teneinde zedeloos gedrag te voorkomen, zo zouden de armen dat wel afleren. Ook broers en zusjes mochten elkaar alleen op zondag zien. Ze waren immers arm omdat ze zedeloos waren, geen spaarzin hadden en lui waren.
Deze opvatting bepaalden in hoge mate de aansturing, waardoor het meer en meer strafkolonies werden in plaats van een serieuze start voor een beter menswaardig bestaan. Daarnaast was er zowel bij de leiding als bij de vermeende arbeiders niet of nauwelijks kennis over het vruchtbaar maken van landbouwgrond, het verbouwen van gewassen, laat staan over hoe te voorkomen dat een oogst getroffen werd door ziektes of andere rampspoed. In plaats van het voedselprobleem in Nederland op te lossen werd er diepe armoede en honger ervaren in bijvoorbeeld Veenhuizen.
De geweldige spelersgroep trekt af en toe de parallel met het heden. Hoe wordt er nu over armen gedacht? Eigen schuld, dikke bult? Wie wil werken, kan werken? Ze besteden het geld toch altijd aan de verkeerde dingen? Is er wel veel veranderd?
Met een verbrande neus en vol gemoed reizen we weer naar huis. Een uitnodiging om via het Drents archief te kijken of je voorouders er misschien ook hebben gezeten, kan op een hoge mate van “raak” rekenen, wat ook weer tot nederigheid stemt.
Armoe leidt tot stress en gebrek aan eigenwaarde. Kinderen komen daardoor niet mee op school. Destijds kreeg de bedenker van dit plan een standbeeld voor zijn getoonde barmhartigheid. Tegenwoordig wordt een hele schuldindustrie rijk aan de armen en genereren ze vooral een vette bankrekening.
Maar zij die het nodig hebben, komen ondanks de goede bedoelingen en regelingen, vaak van de regen in de drup. Het paradijs is voor sommigen ook vandaag de dag, nog steeds ver te zoeken. Armoedebestrijding, maar vooral een andere kijk op armoede is meer dan ooit nodig.