Feiten, feiten, feiten
Keynote speech Tijs de Bree op het Symposium voor Beleidsinformatie in Nederland, 13 mei 2014.
Politiek is mensenwerk. In de Overijsselse Statenzaal maken 47 Statenleden aan de lopende band keuzes. Dat roept de vraag op: hoe komen die beslissingen tot stand? Op basis waarvan kiest de politiek voor beleid? Welke factoren spelen daarbij een rol? In welke mate baseren die Statenleden zich op feiten, en wélke feiten zijn dat dan?
Hoe andere partijen het doen kan ik u niet zeggen. Maar ik kan wel een tipje van de sluier optillen als het gaat over de manier waarop wij als PvdA, met negen zetels de op één na grootste partij in Overijssel, dat doen.
Allereerst zijn er als constante factoren natuurlijk onze waarden en idealen. Die vormen het moreel kompas van een partij: ze geven aan welke kant het op moet, maar niet hoe we daar uiteindelijk komen. In een dynamische, continu veranderende samenleving zal die weg elke keer weer anders zijn. Er moeten telkens weer nieuwe keuzes gemaakt worden, en successen uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Hoe weet je dan welke keuze uiteindelijk de goede kant op zal leiden?
Grofweg gezegd kunnen keuzes op twee manieren gemaakt worden. Aan de ene kant van het spectrum staat de Rationele Keuze. Er wordt een duidelijk omschreven en gedefinieerd probleem gesignaleerd. Daar worden oplossingen met heldere voor- en nadelen aan verbonden. De beste keuze is daarmee een simpele optelsom van alle plussen en minnen. Dit is het nirwana van ‘beleidsinformatici’, van kaartenmakers en feitencheckers: ingewikkelde maatschappelijke problemen gereduceerd tot een simpel rekenstaatje.
De praktijk blijkt echter anders, en voornamelijk weerbarstiger. Er worden rekenfouten gemaakt. Niet alle plussen of minnen worden vermeld. Misschien is er onvoldoende tijd om alle effecten van een voorstel gedegen uit te zoeken, of wordt er selectief gewinkeld. En zijn die minnen eigenlijk wel minnen? Niet iedereen ziet elk effect op dezelfde manier. Dat is reden om dit keuzemodel te verlaten.
Helemaal aan de andere kant van het spectrum staat de Emotionele Keuze. We laten het probleem op ons inwerken. We laten onze eigen ervaringen uit het verleden meetellen. En uiteindelijk kiezen we een oplossing op basis van emoties en intuïtie. De beste keuze is het alternatief waar we zelf gevoelsmatig van overtuigd zijn. Hier tieren de emoties welig en speelt de onderbuik een rol. Het gaat aan deze kant van het spectrum over gevoelens: ‘het kan toch niet zo zijn dat…’
Dit zijn vaak eerlijke principes, maar beleid puur baseren op ongrijpbare gevoelens zal uiteindelijk tot weinig consistentie leiden. En bovendien zal niet ieder lid in een fractie, laat staan in een partij, bij elk onderwerp dezelfde ‘onderbuikreactie’ hebben. De PvdA Overijssel laveert dan uiteindelijk ook tussen deze twee uitersten van het spectrum.
Hoe komen wij dan tot een gezamenlijk standpunt? Welnu, wij besluiten pas 1) als iedereen geïnformeerd is en 2) als niemand een beargumenteerd overwegend bezwaar heeft. Dat is overigens iets anders dan een unaniem besluit, want dat zou leiden tot zouteloze keuzes en eindeloos lange avonden vergaderen. We werken met rondjes waarin meningen en argumenten ter tafel komen die vervolgens op hun merites beoordeeld worden, zodat gezamenlijk de knoop om voor een bepaalde lijn te kiezen kan worden doorgehakt.
Met dat model in het achterhoofd zijn een aantal factoren van belang voor de menings- en besluitvorming binnen onze fractie. Allereerst: tijd.
De tijd die we hebben om een weloverwogen keuze te maken is beperkt. Immers, de Statenvergadering waarin uiteindelijk een besluit genomen moet worden is een harde deadline. Daaraan gelieerd is de tijdigheid van informatie op basis waarvan een keuze gemaakt moet worden. Niets is zo vervelend als dat het brandstoflampje gaat branden nádat de motor is afgeslagen, of dat kritieke informatie pas binnen zou komen als het besluit al genomen is. Maar ook de tijdigheid van het besluit zelf speelt een rol: we moeten beslissingen nemen die actueel zijn, waar we in het Overijssel van nu wat aan hebben.
En dan de meest belangrijke en minst voor de hand liggende factor: taal. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat als mensen belangrijke keuzes krijgen voorgelegd in een vreemde taal we een betere keuze maken dan wanneer exact dezelfde keuze aangeboden krijgen in onze moedertaal. Dat komt vermoedelijk door associaties die we hebben met woorden, frases en zinnen.
Wat is de taal van de politiek? En daarmee bedoel ik dan niet het jargon van ‘gremia’, ‘ombuigingen’ en ‘majeure opgaven’, maar de associaties die door onze hoofden spelen als we over bepaalde onderwerpen praten. Neem als voorbeeld kunst en cultuur. Volgens sommige partijen is dat een ‘linkse hobby’. Maar voor ons is de associatie: kunst en cultuur is een vestigingsfactor voor burgers, en daarmee voor bedrijven. Het maakt de provincie tot een plek waar mensen graag willen leven. Het leidt ertoe dat museumbezoekers geld uitgeven. Dat is pure economie!
Zo heeft elke politieke fractie zijn eigen associaties en zijn eigen taal. Dat is geen straattaal maar ‘Statentaal’. De beleidsinformatie op basis waarvan wij in de Staten een besluit moeten nemen staat of valt met de aansluiting op die politieke ’taal’. Ze heeft kracht als de informatie daarin ons ideeën geeft over de sturing die we op basis van de naald op ons politieke kompas zouden willen geven. En dan kunnen we gezamenlijk goed geïnformeerd over de feiten een beslissing nemen over de koers.