De afgelopen weken is er veel beweging rond het busvervoer in Overijssel. Het programma van eisen voor Twente is door provinciale staten besproken en afgelopen week werd bekend dat vervoerder EBS vanaf december dit jaar het busvervoer in IJssel-Vecht en later ook IJsselmond en Flevoland gaat verzorgen.
1. IJssel-Vecht
Om met het laatste te beginnen. Vanwege onregelmatigheden bij de aanbesteding in 2019 verloor Keolis haar concessie door een rechterlijke uitspraak en moest de busconcessie voor het westen van Overijssel, delen van de Veluwe en Apeldoorn opnieuw worden aanbesteed. EBS blijkt het beste uit de bus te komen. Voor de reiziger betekent dit onder meer dat veel van de bestaande lijnen blijven, C-lijnen een regelmatige dienstregeling houden en dat er expreslijnen worden geïntroduceerd tussen steden zoals Apeldoorn – Zwolle. Later dit jaar worden de details bekend.
Ik spreek de hoop uit dat het ‘strekken van lijnen’, dwz verminderen van haltes en prioriteit voor snelheid, beperkt blijft en reizigers steeds een OV-halte dichtbij hebben. Dat geldt ook voor minimale frequenties. Aantrekkelijk openbaar busvervoer dient nabij en voorspelbaar te zijn en meer dan een voorziening voor studenten en forenzen in de spits. Het elektrisch materieel wordt door EBS overgenomen. De chauffeurs volgen contractueel altijd hun werk naar de nieuwe vervoerder. Voor hen is het spannend om te ervaren of de problemen met het materieel nu voorbij zijn en hoe de werkgever hier mee omgaat.
2. Twente
Als vermeld hebben Provinciale Staten het concept programma van eisen voor het regionaal openbaar vervoer in Twente besproken. Vanwege het verlopen van de huidige termijnen is dit wettelijk noodzakelijk. Het voorstel is om voor een periode van vijf jaar het busvervoer te gunnen. Na deze vijf jaar ontstaat een nieuwe situatie wanneer de spoorlijn Zutphen – Hengelo – Oldenzaal wordt aanbesteed. Op dat moment is duidelijk welke techniek de huidige dieseltreinen vervangt en komt verbetering van deze spoorverbinding in beeld. Het is het doel van de provincie om tot integratie van de verschillende openbaar vervoer vormen binnen het hele gebied te komen bij één maatschappij. Het geleidelijk verduurzamen van het busmaterieel hoort daar bij. Anders dan in West Overijssel wordt ruim tijd genomen om nieuw en emissievrij materieel te introduceren. Dit betekent dat er geen verplichting is om direct met nieuwe bussen te rijden. Ook is het vertrekpunt dat er geen grote veranderingen in het bestaande lijnenstelsel komen. Wel mag de vervoerder in de komende periode meer afstemmen op de vervoervraag.
Door de coronatijd en door prijsstijgingen zijn de kosten flink gestegen. Besloten is om extra geld beschikbaar te stellen, 2.8 miljoen euro per jaar. Het programma biedt ruimte om met gemeenten combinaties met het doelgroepenvervoer te maken. Ook is toegezegd om de plannen in overleg met gebruikers en belanghebbenden in te vullen. Alles bij elkaar denken wij dat het voorstel veel goede punten bevat en ruimte biedt om geleidelijk vernieuwingen in te voeren.
Hoewel het busvervoer voorlopig overeind blijft, staat de toekomst van het regionale openbaar vervoer onder druk. Budgetten vanuit het rijk zijn geleidelijk achterop geraakt, de provincies moesten hun regionale trein- en busverbindingen zuiniger aanbesteden en de vervoerders werden verantwoordelijk voor het vergroten van opbrengsten uit hun activiteiten. De pandemie in 2020 en 2021 heeft daarnaast een gat geslagen in reizigersaantallen en de dienstverlening. Nog steeds wordt op diverse trajecten een vakantiedienstregeling gereden. Vanaf 2023 is er onzekerheid over bekostiging van de tekorten. De regionale treindiensten in Overijssel tonen dat forse passagiers- en opbrengstengroei in combinatie met een veel hogere reizigerstevredenheid mogelijk zijn. Provincie en vervoerders moeten er samen alles aan doen om dit succes ook in het busvervoer te realiseren en avonturen waar de reiziger niet om heeft gevraagd vermijden.