Overijssels OV: geen afbouw maar ombouw
Verkeer en vervoer is niet een portefeuille waar een Statenlid snel of makkelijk klaar mee is. De discussie over de N340 en de N377 is nog maar net achter de rug en nu staat alweer het OV in de schijnwerpers. Er zit een gat van zo’n € 8 miljoen in de begroting van het Overijssels openbaar vervoer, en dat gat zal rechtsom of linksom moeten worden gedicht.
Laat ik beginnen met te stellen dat de PvdA wat verbaasd is over het snel oplopende tekort op het openbaar vervoer. In de vorige Statenperiode is nog met steun van de PvdA besloten dat Overijssel zelf moet investeren in OV, omdat het bereikbaar houden van steden en dorpen nu eenmaal een kerntaak van de provincie is. Daarom staken we destijds bijvoorbeeld € 1,5 miljoen in het opvangen van eerdere tekorten op het OV, en € 2,5 miljoen in de kwartierdienst voor het Deventer stadsvervoer.
De huidige coalitie heeft gemeend die inzet niet door te moeten zetten. Dat is jammer. Het betekent dat de provincie niet alleen € 4 miljoen aan prijsstijgingen en extra rijksbezuinigingen moet verhapstukken, maar ook nog eens ongeveer € 4 miljoen tekort komt door de politieke keuzes van de coalitie.
Nu dreigt kaalslag en blijkt hoeveel mensen gebaat zijn bij een goed georganiseerd openbaar vervoer. Kleine kernen vrezen geïsoleerd te raken, burgers zijn bang om hun verbinding met de stad wegvalt en chauffeurs klimmen op de barricaden om hun werk te verdedigen.
Wat is er nodig voor goed georganiseerd OV? Mij is uit de vele contacten de afgelopen maanden duidelijk geworden dat zowel de gebruikers als de herkomst en bestemmingen van het openbaar vervoer fundamenteel veranderd zijn. Steeds meer regionale buslijnen worden voornamelijk tijdens korte pieken in de ochtend en middag benut door reizende scholieren en studenten. Dat betekent dat de vervoersvraag in de weekenden, tijdens schoolvakanties en in de daluren dramatisch instort.
Daarmee is het de vraag in hoeverre het haalbaar of zinvol is om bijvoorbeeld elk halfuur of elk uur een bus te laten rijden als daar niet of nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. Om aan die inefficiëntie een mouw te passen stelde Gedeputeerde Staten in een voorstel dat op 26 maart door Provinciale Staten werd besproken voor het OV gefaseerd af te bouwen.
Maar de PvdA kiest liever voor ombouw. Dat geeft volgens ons beter de intentie aan: het veronderstelt dat het OV weliswaar anders georganiseerd moet worden, maar dat er aan het eind van de rit nog steeds een OV is. Het moet en kan efficiënter, effectiever en meer rekening houdend met de vraag. Gemeentelijk doelgroepenvervoer, provinciaal OV en kleinschalig regiotaxivervoer moeten worden gebundeld in één grote concessies om het vervoer ‘meer voor minder’ gerealiseerd te krijgen. Daarbij moeten ook gemeenten zich niet verschuilen voor hun medeverantwoordelijkheid.
Een ander deel van de ombouw zou bijvoorbeeld kunnen zijn om door middel van lagere daluurtarieven het OV aantrekkelijker en goedkoper te maken. Lijnen kunnen worden gestrekt zodat de bus qua snelheid beter concurreert met de auto. De doorstroom van het OV moet worden verbeterd, regio- en stadslijnen kunnen in de stad slimmer gecombineerd worden, en op plekken waar bus en trein parallel aan elkaar rijden moet worden beoordeeld of dat buiten de spits wel nodig is. Door dit soort maatregelen moet het mogelijk zijn om de reiziger adequaat en betaalbaar OV te bieden.
En mochten zulke ombouwmaatregelen onvoldoende zijn om het OV helemaal kostendekkend te maken dan blijft de PvdA er voorstander van om, als het niet anders kan, extra geld van de provincie zelf in te zetten. Immers, een provincie die vele honderden miljoenen in wegen steekt mag de gebruiker van het OV niet in de steek laten. Een gemiddeld ouder en armer wordende bevolking zal meer afhankelijk worden van openbaar vervoer. Een goed georganiseerd OV is voor ons daarom een absolute prioriteit om Overijsselse gemeenschappen bereikbaar te houden en werk en onderwijs te ontsluiten.