Ooit waren er 250 stortplaatsen in Overijssel. Je vind ze nu terug op de meest onwaarschijnlijke plekken. In recreatiegebieden of industrieparken, onder golfbanen en woonwijken. Ik kan me nog goed de commotie herinneren toen in Lekkerkerk een wijk gebouwd bleek te zijn op een voormalige stortplaats en daarna bleek dat de grond ernstig vervuild was. Zo ernstig dat alles uiteindelijk is afgegraven. Miljoenen heeft dat grapje gekost, maar vooral werden mensen zich ervan bewust dat er een akelig gevaarlijke erfenis bestond van het ongelimiteerd en ongecontroleerd dumpen van afval.
Veel oude stortplaatsen dateren uit de tijd dat we nog niet zo bezig waren met afval en afvalverwerking. Laat staan met de gevolgen ervan. Historisch lieten veel mensen in het buitengebied tegen betaling afval storten op hun terrein. Immers, ruimte genoeg. Met de kennis van toen was het een lucratieve bezigheid. En wat onder de grond zit, daar maalt niemand meer om. Met de kennis van nu mogen we dat minstens een misrekening noemen.
Toen de problemen van oude stortplaatsen duidelijk werden heeft elke provincie nagedacht over hoe er mee omgegaan zou moeten worden. Overijssel heeft ervoor gekozen ze allemaal te laten vallen onder de wet bodembescherming. Ook de 98% waar al tientallen jaren niets mee aan de hand lijkt. Dat beleid heeft als consequentie dat iedereen die iets wil met een voormalige stortplaats, behalve bij de eigen gemeente ook moet aankloppen bij de provincie voor een vergunning. Die voert dan een extra toets uit om te zien of de plannen niet op de een of andere manier in strijd zijn met de situatie aldaar. Op die manier is de veiligheid maximaal gegarandeerd.
De Staten werden onlangs bijgepraat over de stand van de stortplaatsen in Overijssel. Vanaf 1987 is sprake van voortdurende monitoring van de voormalige stortplaatsen, zowel van de legale als de illegale stortplaatsen. Veel daarvan zijn inmiddels “opgeruimd”. Anderen zijn afgedekt met zand, en soms is ook de bodem afgedekt zodat er geen schadelijke stoffen in het grondwater kunnen lopen. Er zijn peilbuizen in de stortplaats geplaatst, maar ook eromheen zodat te zien is of er toch onverhoopt geen oppervlaktewater vervuild wordt.
De controle van die peilbuizen leidt op dit moment tot “bijvangst”. Het oppervlaktewater en het grondwater blijkt op meerdere plaatsen ernstig vervuild. Niet door de stortplaats, maar door agrarische bestrijdingsmiddelen, met name die gebruikt in de teelt van mais.
Particuliere eigenaren van voormalige stortplaatsen worden “schuldige eigenaren” genoemd. Ze zijn aansprakelijk voor de gevolgen van de vuilstort die tientallen jaren geleden plaatsvond. Hoe zit het dan met de schuldige eigenaren die landbouwgif ‘storten’, denk ik bij mezelf. De intensieve landbouw gebruikt Overijssel als een stortplaats.
Als we in de toekomst goed drinkwater willen blijven garanderen is dat een belangrijk punt van aandacht. Zo leverde de bijpraatsessie in de Staten mij een onverwachte kijk op het fenomeen ‘stortplaats’ op. Over de oude maak ik me niet zoveel zorgen, over de nieuwe des temeer.