Van radars tot stoommachines (en hoe zaken soms samenvallen)
1. Het is 30 augustus. Ik reis naar Techniekmuseum Heim in Hengelo om samen met de andere statenleden informeel het nieuwe Statenjaar af te trappen. Het samenzijn is gezellig en ontspannen. Ook krijgen we een korte rondleiding langs anderhalve eeuw Twentse industriële ontwikkeling – van stoommachine tot radartechnologie. Van een systeem met tandwielen – dat je snapt als je het ziet – tot ondoorgrondelijke elektronica in een doosje met ultragolven. Indrukwekkend is de vroegere en huidige invloed van de grote bedrijven op economie en sociale samenhang in Twente. De textielbedrijven passeren, evenals de (stoom)machinebouwers Stork en Siemens en de high-tech radarsystemen van Thales, voorheen Holland Signaal. Het is ongelofelijk hoe de technische en technologische ontwikkeling zich in zo’n relatief korte periode heeft voltrokken.
2. Twee dagen later kijk ik naar Zomergasten. Wilfried de Jong interviewt de zeer inspirerende kunstenaar, designer en visionair Daan Roosegaarde: ‘De oude wereld is kapot’, zegt Daan. ‘In de nieuwe wereld gaan technologie en kunst hand in hand. Het is hopelijk een wereld met minder meninghebbers en meer doeners.’ En om te laten zien hoe snel het gaat laat hij een filmfragment van slechts 15 jaar geleden zien. Daarin wordt aan passanten op straat gevraagd of ze van plan zijn om een mobiele telefoon aan te schaffen. ‘Nee’, zegt het merendeel. Want ze hebben al een antwoordapparaat, betwijfelen het nut van een mobiel of vinden dat continue bereikbaarheid alleen maar lastig is. Plots realiseer ik mij dat ik indertijd zelf ook wel eens zo geargumenteerd heb.
3. Weer enkele dagen later. Op 4 september ben ik in het provinciehuis om mee te praten in het STIP-debat over de toekomst van het openbaar bestuur in 2020-2030’. Wij praten over toekomstscenario’s en de rol van het openbaar bestuur. Hoe zou de samenleving in 2030 uitzien en georganiseerd zijn? Zitten we in een efficiënt en effectief Europa, markt centraal, duurzaamheid in de marge, tweedeling in de maatschappij? Of zijn we een federatie van regio’s, is verduurzaming in ons DNA gekropen, hebben burgercoöperatieven een vlucht genomen en hebben we meer oog voor zachte waarden? Of is het nog anders?
De vraag is niet welke toekomst wáár is. De vraag is hoe het bestuur in zo’n toekomst zou kunnen uitzien en functioneren.
En plots komen allerlei puzzelstukken samen: de toekomst is onvoorspelbaar en onvoorstelbaar. Technologische ontwikkelingen zijn te remmen noch te sturen. Al dacht ik 15 jaar geleden anders, ik heb een mobiele telefoon en ben altijd ‘on-line’. ‘Is het wel aan mij om te praten over 2030?’, schiet door mijn hoofd. In die tijd wordt de maatschappij gedragen door de generatie van mijn kinderen (die mij nu soms al ouderwets vinden) met hun normen, waarden en leefstijlen. Dat is een generatie van ‘opwaarts mobielen’, die zich organiseert in wisselende netwerkverbanden rond deelbelangen. Een generatie die niet meer levenslang lid is van verenigingen (of politieke partijen) maar nog veel meer dan nu via netwerken zelf haar omgeving organiseert zonder overheid. Minder een generatie van meninghebbers maar van doeners. Is er dan nog wel ruimte voor partijpolitiek, manifesten, coalitieprogramma’s? Of bestaat democratische besluitvorming uit steeds weer wisselende meerderheden die zich laten voeden door peilingen en raadplegingen?
Veel vragen, merk ik. Ook wel wat verwarring. Want hoe gaat dat dan? Wat betekent dat? Ik weet het niet. Zeker is dat het anders zal zijn en het vooruitzicht is spannend en veelbelovend – ik zie er naar uit, met ogen en oren wijdopen en klaar om mee te bewegen.
En terwijl ik deze column type op mijn fantastische iPad, een ondoorgrondelijk stukje elektronica in een minuscuul doosje, schieten romantische gedachten aan grote stoommachines door mijn hoofd – geur van olie en kolen en een systeem van tandwielen dat je tenminste wel snapt als je het ziet.
Peter Hermans