Door op 10 maart 2017

Column: Taal is de sleutel tot de wereld

“Grenzen van mijn taal vormen de grenzen van mijn wereld.” – L.Wittengenstein

Als er in de wereld één land is waar de taal van cruciaal belang is dan is dat zeker Nederland. Naast de vele streektalen (‘plat’/dialect met streekverschillen), bestaan er nog honderden nationale talen (uit de 6.000 talen die over de hele wereld worden gesproken). Dat is een gevolg van enerzijds het koloniale verleden en de mondiale oriëntatie van Nederland, anderzijds is het gevolg van migratie (c.q. asiel). Alleen al in een stad als Deventer worden 180 talen gesproken. Dat is een rijkdom. Niet verrassend is de Nederlandse taal dan ook een van de rijkste talen. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is met 50 miljoen woorden het grootste woordenboek ter wereld.

Ons hele onderwijssysteem is talig. Dat geldt ook voor de inrichting van de samenleving. Waar je ook naar toe gaat, taal is de sleutel tot onze wereld. En zonder deze sleutel blijven deuren dicht. Wanneer de politici roepen: ”Iedereen doet mee, Nederland is een participatiesamenleving”, moeten we ook beseffen dat er groepen mensen zijn die de taal niet machtig zijn. Zo weten we dat er nog steeds duizenden mensen zijn die niet bij machte zijn geweest om zich de Nederlandse taal eigen te maken en daarmee afhankelijk blijven van tolken of tussenpersonen.

We weten ook dat in het onderwijs nog steeds kinderen zijn die pas na hun 4de – 6de Nederlands leren. Dit betekent dat zij met een taalachterstand het onderwijs ingaan. Dat zorgt uiteraard voor de ongelijkheid en een achterstand die het kind door het hele onderwijsproces zal achtervolgen. En uiteraard staan ook op de arbeidsmarkt de deuren niet wijd open voor mensen met een taalachterstand. Eenmaal op achterstand blijf je op achterstand.

Daarnaast constateren we dat het inburgeringsstelsel dat nieuwkomers de Nederlandse taal en samenleving moet leren gefaald heeft. Inburgeren kost geld. Immigranten moeten zelf hun cursus en examen betalen. Daardoor bouwen vooral nieuwkomers die met weinig of niets Nederland inkomen meteen schulden op (tot 10.000 euro) om hun inburgering door te lopen. Als ze niet slagen slepen zij deze schuld met zich mee. Dat is nog een extra blok aan hun been.

Maar naast de nieuwkomers is er ook nog een grote groep autochtonen die de taal niet volledig beheerst: de laaggeletterden. In onze provincie ligt het percentage laaggeletterden rond het landelijke gemiddelde (10 – 12%). Dat is een hoog percentage, allereerst vanwege de gevolgen die laaggeletterdheid heeft voor de burgers (het niet volledig deel kunnen nemen aan de samenleving, niet zelfstandig kunnen functioneren, geen gebruik kunnen maken van voorzieningen, etc.), maar ook vanwege de prijs die de samenleving ervoor betaalt. Volgens een onlangs verschenen WRR-rapport hebben veel laaggeletterden moeite met financiën (met name financiële administratie) waardoor zij een groter risico lopen om in de
schulden te raken.

Uit statistieken blijkt dat 2,5 miljoen mensen in Nederland moeite hebben met lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden. 1,3 miljoen Nederlanders zijn laaggeletterd, en daarvan is 65% autochtoon. De kloof tussen hoog- en laaggeletterden neemt bovendien toe. Als wij niets doen, zal die kloof alleen maar groter worden.

Zowel het Rijk als de gemeenten hebben aandacht voor dit probleem, maar het lijkt ons goed om ook bovenlokaal aandacht te schenken aan laaggeletterdheid. Het is namelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid die niet alleen door de gemeenten kan worden gedragen. Gemeenten kunnen dus het niet alleen. Bedrijven, sociaal culturele instellingen, gemeenten en burgers moeten hierin samen optrekken. De provincie heeft een politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hoewel vanuit het nieuw plan ‘sociale kwaliteit’ aandacht voor is, blijft die aandacht toch beperkt.

Het omgaan met en bestrijden van laaggeletterdheid zou in alle taken van de provincie (openbaar bestuur, economie – cultuur – verkeer e.d.) aandacht moeten krijgen. Ook via aanbestedingen kan de provincie om aandacht vragen of afspraken maken. Dit geldt ook voor de eigen diensten van de provincie, waarbij we rekening kunnen houden met de laaggeletterdheid en mensen die bepaalde vaardigheden (zoals bijvoorbeeld de digitale) niet beheersen. Verder kan de provincie als bovenlokaal bestuur gemeenten aanmoedigen of ondersteunen om een aanval op de laaggeletterdheid en taalarmoede te openen.

Wanneer een bestuurslaag geen verantwoordelijkheid neemt en problemen afschuift zal ze vroeg of laat het probleem als een kaatsbal terugkrijgen. Nu het nog kan, moeten wij met z’n allen (overheid – middenveld – burgers) de strijd aangaan om te zorgen dat er geen taalachterstanden zijn. Dit zal zichzelf terugbetalen door meer arbeidsparticipatie, maar ook betrokkenheid en zelfstandigheid van de burgers. Dan pas kunnen we écht van een participatiesamenleving spreken.

Waar ben je naar op zoek?